SPRAAK

Met spraakproblemen worden problemen bedoeld die de verstaanbaarheid van het spreken verminderen of verstoren. Kinderen leren de klanken van de moedertaal stap voor stap te gebruiken. Het is tot op bepaalde leeftijd normaal dat er spraakproblemen voorkomen. Bij de articulatie van kinderen maken we in de praktijk een onderscheid tussen fonetische spraakproblemen en fonologische spraakproblemen.

Bij een fonetische articulatiestoornis kan het kind de klank wel maken maar wordt deze vervormd of weggelaten omdat deze technisch nog te moeilijk is. Lispelen en slissen zijn hiervan een voorbeeld. Bij lispelen en slissen worden klanken zoals de /s/, /z/ en /sj/ verkeerd uitgesproken. Dit kan veroorzaakt worden door te slappe tongspieren, doordat de klank verkeerd is aangeleerd, of door een te geringe beheersing van de tongmotoriek. De klanken klinken onzuiver en woorden waarin deze klanken voorkomen zijn moeilijker verstaanbaar. Lispelen en slissen gaan vaak gepaard met afwijkende mondgewoonten. De logopedist onderzoekt de articulatie, de mondmotoriek en de aanwezigheid van eventuele afwijkende mondgewoonten. De therapie is erop gericht de afwijkende mondgewoonten af te leren, de spieren die nodig zijn bij het spreken te versterken en de klanken op een juiste wijze aan te leren.

Bij sommige kinderen is niet de productie van spraakklanken het probleem, maar wel het correct gebruiken van deze klanken bij het vormen van woorden. We spreken dan van een fonologische articulatiestoornis. Jonge kinderen vervormen de woorden van volwassenen. Ze maken de klankstructuur eenvoudiger. Daarom spreken we van fonologische vereenvoudigingsprocessen. Naarmate kinderen ouder worden, gaan hun woorden steeds meer op die van volwassenen lijken en verdwijnen de vereenvoudigingsprocessen. Kinderen met een fonologische articulatiestoornis gaan bepaalde vereenvoudigingsprocessen langer toepassen dan leeftijdsgenootjes.

Articulatie bij volwassenen

Als volwassenen kun je ook problemen hebben met de articulatie. Dit kan komen door slechthorendheid, slappe mondmotoriek enzovoort. We denken hierbij bijvoorbeeld aan een student die voor haar of zijn opleiding bepaalde klanken beter moet kunnen articuleren. Deze articulatieproblemen zijn fonetisch (zie voorgaand). Ook kan een articulatieprobleem het een gevolg zijn van hersenletsel of een progressieve ziekte die de spraakorganen aantast. Dit kan tot problemen leiden in het uitoefenen van een beroep of in de communicatie met de omgeving. Voor articulatieproblemen ten gevolge van een hersenletsel verwijs ik graag door.